DOKTER IN RUTENG (IV) door J. M. A. van Groenendael Ontmoeting met een oude vechtersbaas Onze dokter ontvangt, blijkens de brief die hij op 4 januari 1952 aan zijn familie in Nederland schreef, in de binnenlanden van Flores een oude tegenstander van het Nederlands gezag, die bij de pacificatie van Flores zijn partij zeer hoorbaar heeft meegeblazen. Aan die brief ontlenen wij nu het volgende: Ik ga naar Badjawa en vandaar nog een eindje verder met de wagen. Daar laten ze me achter en ik kruip op een biek met vier poten. Ik krijg daar nog gelegenheid om een oud strijdtoneel uit het begin van onze bezetting op Flores te gaan bekijken en een merk waardige zee-kampong, waar ze een bepaald soort garnalen bewerken. Het moet er zeer stinken. Verder natuurlijk weer veel bergen en dalen en andere afleiding. Ik zei al, dat ik er nog niet ge weest ben. Ik hoor, dat het volk, daar ruwer, maar veel prettiger is dan de Manggaraier, hoewel de mensen ook vuil zijn en nooit baden. Ze spreken er de waarheid en daaraan ben ik niet meer gewend. Hier in de Manggarai doen ze het niet. Ze zijn ook fierder en nooit onder het juk geweest van andere volkeren. Pas door de belanda werden ze onderworpen. Dat ging vrij gemakkelijk, met geweren tegen pa rangs. Toch hebben ze nog wel het een en ander gedaan en ik wil nu eens zien, of ik er wat meer van kan te weten komen. Op mijn laatste tour nee heb ik een oude vechtersbaas, die in de Manggarai tegen de keum- penie vocht bij me laten komen. Het was op onze laatste plaats, vóór het naar huis gaan. De man woonde op ongeveer 10 km daar vandaan. Zijn kampong heeft de welluidende naam Bio Kina. Deze oudeheer, die nu al ongeveer 80 jaar oud moet zijn, kwam me opzoeken. Nou moet je niet denken, dat ik de lui voor me laat draven, want ik was eerlijk van plan geweest, om hem ze|f te gaan opzoe ken. Mijn mantri's echter waren van oordeel, dat hij bij mij moest komen. Hij heeft ook nog een dag extra op me moeten wachten, want we werden op de kampong Tentang een dag lan ger opgehouden dan ons oorspronke lijk plan was geweest. Deze oude kemphaan heeft in 1909 bij Wudu eerst een flinke portie politie opge ruimd en daarna nog eens de infante rie enigermate gedecimeerd. Hijzelf vocht alleen met een korte parang en doodde een behoorlijk aantal lieden. Hij ging door voor onkwetsbaar en kreeg ook nooit een schram. Na een paar treffers was zijn eigen troep zo goed als geliquideerd, en gaf hij zich persoonlijk over aan de commandant van de Compagnie, die hem had be vochten. Hij kreeg voor z'n moeite 30 jaar dwangarbeid en werd als ket- tingbeer naar Atjeh gezonden. Daar heeft hij zich zeer onderscheiden en 18 kreeg 15 jaar gratie. Toen kwam hij terug op Flores en liet zich neer in de kampong waar hij nu nóg woont. Sedert deed hij niets meer aan vech ten. Het is een zeer frêle, mager en ietwat gebogen klein oud manneke met een kale schedel, waarin elke naad te zien is, zo strak zit de huid erover. Hij is uitermate beleefd, nog met de hormatvormen van de oude tijd. Tracht mijn knieën te omarmen, zit niet rechtop in mijn aanwezigheid en maakt de ene sembah na de andere. Mijn grootste beleefdheid was niet bij machte er iets aan te veranderen. Hij De visserskampong Lamalerap op het ei landje Lomblen bij Flores. (Foto Tanah Air Kita) verwijdert zich achteruit lopend. Nu kan het zijn, dat hij verkeerd was in gelicht. Hij meende vermoedelijk met een ex-krijgsoverste van de Belanda te maken te hebben en schijnt voor de oude Atjehberanies van de keum- penie een groot respect te hebben gehad. Hij vertelde me iets uit zijn levensgeschiedenis en die is niet zon der tragiek. Hij wordt hoog geëerd door de niet zo geweldig dappere Manggaraiers en ze gaven hem de bijnaam Kraeng Motang. Motang is het wilde varken, dat be kend is om zijn grote moed en aan- valskracht. Zijn naam is Curu. Kraeng is de titel van een edelman en komt zowat overeen met Jonkheer bij ons. Betekent hier evenmin iets als het gelijknamige artikel in Holland, maar wordt meer en meer een eretitel, die HOTEL "DE RUITER" HOUTHEM bij Valkenburg (Z.L.), St. Gerlach 43 tel. 04406 - 4 03 18. Riant uitzicht op het Geuldal doet denken aan de mooie rustige om geving van de Preanger Zeer geschikt voor diegenen die op me disch advies een rustkuur moeten onder gaan. Met dieet-patiënten wordt rekening ge houden Alle kamers centraal verwarmd en voorzien van warm en koud stromend water. Prijzen per persoon en per dag; incl. be diening en B.T.W.. Logies met ontbijt 20,— p.p.p.d. Half pension f 30,— p.p. p.d. Kamer met douche en toilet, logies met ontbijt 30.— p.p.p.d. Kamer met dou che en toilet half pension f 38,p.p.p.d. men bezig is te vulgariseren, aange zien mijn koelies elkander over en weer ook al met kraeng betitelen. Ik ben blij dit restant uit een betere tijd te hebben ontmoet en me moeite ge troost te hebben om hem zoveel hor mat te bewijzen als in mijn vermogen ligt. De oude man sloeg, toen hij uit mijn auguste tegenwoordigheid ont slagen was (gier maar een beetje, ik doe het ook!) de kain om de magere benige schouders en aanvaardde kalmpjes de tocht van 10 km terug berg-op door de regen naar zijn kam pong. Ik vroeg hem of hij wel kuat was om deze afstand te lopen. "Och, jawel, hoge heer, ik doe het kalmpjes aan en dan gaat het nog wel. Alhoe wel, het is anders dan vroeger". Over zijn historie, niet zijn vechtjasserij, moet je nog even horen. Toen hij werd afgevoerd in gevangen schap had hij een gezin met vijf zo nen. Toen hij terugkeerde had de griep van 1918 ze allen op één na gedood. Hij kwam terug in een leeg huis. Hij maakte een koffietuin van over de duizend bomen en ze gingen allemaal dood op één na. Toen zwoer hij nooit meer koffie te zullen planten, noch ooit weer koffie te drinken en hij hield het vol in dit koffieland. Hij drinkt ook geen moke, rookt niet en eet geen vlees. Hij trouwde weer een tamelijk jonge vrouw, omdat hij nako melingschap wenste. Hij heeft nu een paar nog jonge kinderen. Een zoontje vergezelde hem. Deze begeleidde Pa gewapend met een lange tombak. Ik zag het kind eerst aan voor een klein zoon tot ik hoorde, dat het een zoon tje was van de oude kemphaan. Hij werkt nu niet meer op het land, doch deed dit kort geleden nog wel. Ik vroeg de dalu (districtshoofd) of de oude heer kon leven en of hij rijk was. De dalu vertelde, dat kraeng Motang niet rijk was en ook geen volwassen kinderen had om voor hem te zorgen, maar dat het hem desnietemin aan niets zou ontbreken. Daarvoor zorgde zijn kampong. Hij was dan ook ver gezeld door het kamponghoofd, dat hem met alle tekenen van eerbied behandelde. (slot volgt)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 18