GEOGRAFISCHE LES GROTE OOST (slot) VAN DE BORNEO BORNEO een Time/Life uitgave door Johan Fabricius Donker, ondoordringbaar oerwoud bedekt het grote eiland Borneo. Als pijlers in een sombere kathedraal zo staan de forse rechte stammen in d'eeuwig groene schemering; lianen wringen zich omhoog naar 't licht, zich voedend aan het sap der reuzen die zij in 't einde overmeesteren. Een boom sterft zonder klacht. Zijn grauw en machtig lijk staat overeind in de omhelzing van zijn stille wurger, die in het gouden warme zonlicht, veroverd op de nu verdorde kroon, een triomfantelijke pracht van bonte bloemen spreidt. Pas als zijn dode hout vermolmt na vele westmoessons en als zijn wortels rotten in de natte grond stort hij ineen en sleurt zijn wurger mede; zijn takken, die als voedsel dienden voor mossen, varens, orchideeën, breken nu zuchtend af. En het festijn van glinsterende felle kleuren gaat roemloos onder in 't halve duister dat geen kleuren kent. De andere bomen in het rond vernémen 't doffe ruisen en breiden met geweld hun saamgedrongen kronen uit de open plaats is snel gevuld. Zij allen willen leven en gedijen; zijzelven worstelen met de woekerplanten die welig tieren op hun schors en tergend aan hun bronnen zuigen. mumminimin 1 van boom tot boom, ver van waar mensen wonen. Als de avond bloedrood daalt over de purperen kronen, 1 bouwt hij zijn slaapnest voor die ene nacht, de zwaarste takken brekend of het twijgen waren. 1 Vanuit zijn nest ziet hij de zon dan zinken 1 in de verstarde wereld van het zwijgend woud. Met één arm lui over een tak geleund strekt hij zich uit en gaapt en tuurt; zijn dicht opeengedrongen ogen, dooraderd, somber, duizend jaren oud, I slaan mijmerend het ondoorgrondelijk wonder gade. 1 En wie zal zeggen wat zij zien, Of wat voor vage en chaotische gedachten 1 het eeuwige mysterie van de schepping «inwinmuimionder die zware schedel wekt. 19 In het instinct dat ook aan bomen is gegeven voorvoelen zij de dood en weren zich, in wilde drang tot zelfbehoud. Wat voor geheimen hoedt dit grote Borneo nog? Het is ternauwernood ontsloten. Slechts langs de kusten hebben vreemdelingen een smalle strook veroverd op het woud. Waar Borneo's trage brede stromen na eindeloze reis in zee uitmonden, daar bouwden zij hun huizen, factorijen, daar graven zij hun mijnen, daar boren zij naar diep verborgen schatten in de grond. Maar het geschal van duizend drukke stemmen ketst inhoudloos en zonder echo af tegen de wand van plechtig eeuwig zwijgen: het Woud. De Dayak, diep in 't binnenland, schuwt deze kusten, waar boze koortsen heersen en waar in vroeger dagen een woest gespuis van zeerovers z'n buit verdélen kwam. Zelfs in het hart des lands was hij niet veilig, want wilde wrede Makkassaren op jacht naar slaven voeren stroomopwaarts in hun piratenprauwen, en wee het nietsvermoedend dorp dat in hun handen viel! En schuw gelijk de Dayak, die nog met pijl en boog en met het naakte zwaard zijn vijanden beoorloogt, is ook de orang oetan, de rosse oerwoudmens. Men ziet hem zelden en dan nog steeds alléén; hij woont daarboven, in de aan het oog onttrokken kronen, zich voedend met de vruchten van het bos. Hij is onmetelijk sterk, een Golem van het woud. In een omhelzing van zijn harige armen verplettert hij de zwaarste man. Hij zou over dit ganse eiland de onomstreden heerser zijn indien de mens hem niet met list had overwonnen: een kleine giftige pijl, die door het lover suist en schroeiend in zijn dikke vacht blijft hangen, hem dol maakt van de pijn nadat hij 't nietig ding allang heeft uitgerukt en driftig weggeworpen 't Is als de slangenbeet, die na blijft branden, het brein vergiftigt, de aderen doet barsten, tot hij de kracht niet heeft zich vast te houden, en met zijn gans, enorm gewicht omlaag stort door een net van takken Hij vreest daarom de mens, het zwakke, sluwe dier dat op twee benen gaat. Als een nomade zwerft hij rusteloos door de onmetelijkheid van zijn domein I Het spookdiertje dat 's nachts met zijn "bionische" ogen en oren op insecten 1 jaagt en de neushoornvogel, getooid met de wonderlijkste snavel ter wereld en door de Dajaks als heilig beschouwd. Beide maken deel uit van de buitenaards- 5 vreemde fauna op het eiland Borneo en zijn in schitterende kleuren terug te I vinden in het gelijknamige boek van John Mac Kinnon. I Verkrijgbaar bij BOEKHANDEL TONG TONG f 34,50, porto f 4,—

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 19