Een bijsonder Besit GLAZEN Ik ben in het bezit van een bijzonder soort bronzen legpenning, waarvan ik vermoed, dat er verder maar weinig in ons land aanwezig zullen zijn. Onderstaande foto's van beide zijden geven een goed beeld van de penning, die in werkelijkheid iets kleiner is. De doorsnede is nl. 5 cm. Hij is 6 mm dik. De Japanse tekst luidt: "taimen, renketsu tetsudo, kaitsu kinen, showa juhachinen jugatsu", hetgeen bete kent: "Ter herdenking van de opening van de spoorweg Thailand-Birma, Ok tober 1943." Deze penning werd destijds aan de Driepagodenpas bij het aaneenspijke- ren van het Birmadeel van de spoor lijn aan de Siamhelft plechtig uitge reikt aan een selecte groep Japanse officieren. Ik logeerde toen in een naburig kamp, maar was niet uitgenodigd voor het feest. Een Nederlandse krijgsgevangene, te werkgesteld in een Jappenkamp, kwam daar bij toeval de penning tegen en besloot deze van eigenaar te doen veranderen. Begrijpelijk was, dat de penning voor de pieuwe houder een ietwat "warm" bezit was. Deze be sloot dan ook reeds dezelfde dag het nieuw verworvene weer van de hand te doen. Veel liefhebbers waren er blijkbaar niet, zodat hij uiteindelijk bij het zoeken van een gegadigde in de keuken kwam, waar ik werkte. Wij werden het, natuurlijk na enig ta- warren, eens over de som van 25 tikalcenten, toentertijd het dagloon van een modale krijgsgevangene in Japanse dienst. Ik meen, dat de eco- tevoorschijn, waarop ze mocht liggen, wat ze dankbaar deed. Ze ging toen wat slapen, want ze was uitgeput. Ik kocht wat rijst voor haar, met iets er bij, in een pisangblad, wat ze met graagte opat. Ze bleek uitgehongerd. Wie weet hoe lang ze al niets gegeten had. In de tijd dat ik mijn boodschappen deed bleef ze zoet in de bus. De chauffeur had intussen in geuren en kleuren het hele verhaal verteld en menigeen kwam een kijkje nemen in de bus om het wonderfTjk geredde dier te gaan zien. Nu al begon er zich een waas van "ilmoe" om haar heen te vormen. Dit zou later uitgroeien tot het idee dat ze geluk zou brengen en dat degene die haar bezat ook in dat geluk zou delen. Nu al trok ze heel wat bekijks en vooral de verhalen van de chauffeur deden het hem. Zelfs "Mas Oppas" kwam een kijkje nemen en van de kant van de bevolking werden er waar schuwingen geuit, dat hij niet moest proberen deze hond in te pikken, want die was van de "Njonja". Bovendien was dit een "speciaal" dier en zou overigens niet in Martapoera blijven. nomische waarde daarvan toen on geveer twee eieren was. Voor mij was het veilig opbergen na tuurlijk ook een probleem, dat opge lost werd door de penning vlak onder mijn tempatje in de grond te stoppen. Daar bleek hij veilig voor de menig vuldige en steeds onverwachte inspec tietochten van onze gastheren. Bij ver huizingen, en die zijn talrijk geweest (mijn laatste kamp was Ubon), was het vervoer soms wel eens riskant, maar ik ben er toch in geslaagd het 120 gram wegende geval ongemerkt en veilig door alle kampen te loodsen. Net als ieder oudere dat wel zal heb ben, ben ik in het bezit van een ver zameling voorwerpen met een zekere gevoelswaarde, waarvan er enkele met de penning vergeleken zouden kunnen worden. Een tekening gemaakt door Roelle, aan mij in het Malangkamp als eerste prijs uitgereikt op het eind van een bridge- Ook de chauffeur kwam voor haar op en verdedigde haar met een buiten gewone welsprekendheid. Dus moest "Mas Oppas" haar maar stiekem laten waar ze was. Wat hij dan ook deed. De terugreis verliep vlot en thuisge komen werd de drenkelinge beter ver zorgd, zodat ze geheel bij kon komen van het natte avontuur. We noemden haar "BEAUTY", omdat ze zo verschrikkelijk lelijk was. Een naam die door de bevolking makkelijk kon worden uitgesproken. We vertel den hen ook wat het betekende. "Si Bagoes". Toen wij weg zouden gaan van de plaats naar een ander district, kwam de buschauffeur naar ons toe en smeekte ons of hij "Beauty" mocht hebben. Hij was een gesitueerd bur ger en dreef de busonderneming slechts voor zijn plezier. Bovendien vertelde hij dat het hem zeer voor spoedig gegaan was, sinds hij die hond in zijn wagen gehad had en dat het dier hem beslist ook verder geluk zou brengen. Ze zou het heel goed bij hem hebben. Wat wij ook wel geloofden. Wij hadden al een paar honden, dus tournooi, waaraan deelnamen: Roelle, Van der Bie, Ten Have, Kulker (de Bolle), Boon, Van der Ham en Betel; een paar medailles gewonnen op ten niswedstrijden te Lahat in 1939; en mijn beide Gadjah-Merah-insignes (de Rode Olifanten). Merkwaardig is nu, dat deze eigenlijk uit heling verkregen railroadpenriing niet in mijn "verzameling" is terecht gekomen, maar al meer dan dertig jaren op mijn schrijftafel ligt en daar weliswaar het werk doet van een pres- sê-papier, maar in de loop der jaren voor mij is geworden tot een beteke nisvol bezit. Er is me bij herhaling door bezoekers gevraagd naar de zin van de vrij lelijke penning. Meestal is dan mijn antwoord: "Een cadeautje van de Japanse keizer voor mijn werk aan de spoorlijn, die zonder mij niet klaar zou zijn gekomen." Welk ander antwoord zou je ook kun nen geven? W. DE JONG stemden we toe en met een gerust hart lieten we haar bij hem achter, toen we vertrokken. Het lelijke teefje, de verguisde drenke linge van de overstroming, was "Beau ty, de Gelukbrengende" geworden. Mevr. E.A.Ph.ZIESEL-SCHMIDHAMER Dieren zijn zulke prettige vrienden, zij stellen geen vragen, zij maken geen aanmerkingen - George Eliot. Een dode leeuw kan door iedere haas aan de baard getrokken worden. Martialis. Wie een ezel van zichzelf maakt, moet niet kwaad zijn als mensen op zijn rug klimmen. - Thomas Fuller. Een origineel CADEAU (ook leuk voor uzelf!) met indische taferelen I Verkrijgbaar op de diverse Pasar Malams of Fa. den Boggende-van Lingen, Telefoon 02521 - 1 48 51. 21

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 21