Mijn Chinese Oom Ik wil u vertellen over mijn Chinese oom. In mijn kinderjaren was hij een figuur die stond voor: lekker eten, veel snoepen en fijne bergwandelingen. Ik bedenk me nu dat hij ons nooit met cadeautjes overlaadde, dat was zijn stijl niet. Wat hem zo bij ons kinderen aantrok, was het onverwachte, zijn plotselinge ideeën waar hij ons warm voor maakte. Hij kon plotseling tegen ons zeggen: "Wie gaat er met mij mee wandelen in de bergen?" Dan schreeuwden wij uitgelaten: "Ik, ik, ik, oom." En dan haastten we ons om andere kleren aan te trekken. Onze moeder mopperde wel eens maar ze hielp ons toch met aankleden en drukte ons op het hart voorzichtig te zijn en ook oom moest haar beloven op ons te letten. En daar gingen we, de jongens voorop en ik met mijn hand in ooms grote knuist. Eerst naar zo'n depot waar je lekkere djadjan kon kopen voor on derweg. Je mocht kiezen wat je het lekkerste vond, oom keek niet op een dubbeltje meer. De hele weg kwetterden wij dan door en oom wees ons op bijzondere din gen in de natuur. Na een tijdje werd gerust en de meegebrachte djadjan opgepeuzeld. Het ging berg op en af maar we werden zelden moe, zo op gewonden en blij waren we om mee te mogen gaan met onze geliefde oom. Natuurlijk zorgde hij er wel voor geen al te lange wandeling met ons te ma ken. Bij terugkomst werd mijn moeder over spoeld met verhalen wat we allemaal gezien hadden en dat we zóóóó'n berg beklommen hadden, het waren natuur lijk meer heuvels dan echte bergen, maar overdrijven was heel gewoon bij kinderen, geloof ik. Enfin, zo'n dagje uit met oom was voor ons een onver getelijke dag waar we graag aan te rugdachten. Ik had mijn oom zo'n beet je geclaimd: hij was van mij en van niemand anders. Mijn Chinese oom was vrijgezel, ach ter in de dertig en had z'n hele leven nog nooit gewerkt. Een echte bon vivant. Met oudejaarsavond verraste hij ons altijd met een geweldige rèntèng mer tjons zóóó lang, alles bij elkaar wel meer dan 10 meter en bij de laatste slag barstte de grootste "bom", de dikke bertha, noemden wij het. Ik hield altijd mijn vingers in de oren als oom de mertjons aanstak. Met kloppend hart hielden we hem in de gaten en als de eerste mertjon losbarstte dan dansten en schreeuwden we van op winding. Het was een prachtig gezicht al dat vuurwerk en na alle gezoen omhelzingen, snikken en tranen om klokslag 12, de 31e december, waren de knallen van kleine en grote mer tjons een soort bevrijding. Men lachte om niets en at aan één stuk door van de spekkoek of dodol of wat maar aan lekkernijen op tafel lag. Op zekere dag kwam een oude Chine se vrouw met oom praten. Ik hoorde dat ze een koppelaarster was, want oom wilde trouwen en zij zou een en ander regelen. Het hele huis was in opwinding want de bruiloft zou al heel spoedig zijn. Ik piekerde over die nieu we Chinese tante: zij zou natuurlijk beslag op mijn oom leggen, wij zou den nooit meer met oom wandelen, hij zou nooit meer lekkere djadjan voor ons kopen en misschien mocht hij geen mertjons meer kopen met oud jaar. Bij voorbaat haatte ik die nieuwe tante. De bruiloft was gauw geregeld en wij allen waren uitgenodigd ten huize van de bruid. Hoe zou die tante er uitzien? Ik zag een wat gezette vrouw met een vollemaans gezicht dat vriendelijk lachte. Van de bruiloft kon ik me al leen herinneren de lekkere dingen die er rondgingen, er kwam geen eind aan leek het en we stopten ons goed vol. Op de tafels lagen mooie papieren waaiers, die mochten we naar huis meenemen en mijn ouders kregen een grote boengkoesan vol koekjes mee. De volgende dag zou mijn oom zijn vrouw naar huis meenemen. Ze kregen een kamer ter beschikking in het huis van mijn oma. De nieuwe tante was tegen ons erg lief en vriendelijk en ik vond haar toch wel aardig. Ze kon zalige koekjes maken! Soms kregen wij een stukje deeg van haar, dan mochten we zelf wat maken. We rol den het stukje deeg vaak te lang tus sen onze handen - omdat het niet werd wat we wilden - dat het zwart zag van onze bolot. Daarna ging ons werkstukje naast de prachtige crea ties van tante in de "bak-pan" - u weet wel zo'n groot zwart ding met deksel en onder en boven arang - en als het tijd werd om het deksel op te lichten, dan stonden we nieuwsgierig met on ze neuzen bovenop om ons baksel te ontdekken. Het werd vaker een "mis baksel", maar het smaakte des te meer, met bolot en al, omdat het door onszelf gewrocht was. Tante kon behalve lekker koken ook nog prachtig vertellen. Ik hing aan haar lippen en liep haar overal achter na. Mijn oom zag ik nu zelden want hij had andere besognes; hij moest nu een baan zien te vinden om voor zijn vrouw te zorgen. Eén van de verhalen die mijn tante vertelde ging over: Sam Pek en Ing Mevr. M. J. Hillerström, Lubeckstraat 103, Den Haag, tel. 070-39 88 62 heeft zeer veel foto's, negatieven, poëzie-albums en familie-films van vóór de bezettingstijd van Ned.-lndië. Wie komt eens kijken en vindt zo wellicht zijn/haar oude familiefoto's terug? Thay. Een soort liefdesverhaal a la Romeo en Julia. Mijn ogen stonden vol tranen toen ik het droevige verhaal vernam van Sam Pek en Ing Thay. (Wie van de Tong Tong lezers kent dit verhaal??). Het werd een van mijn lievelingsverhalen, ik werd het nooit moe om het verhaal uit de mond van tante te horen. Toen nog geen jaar voorbij was werd het eerste kindje van oom en tante geboren. Op de geboortedag van het kleine meisje wachtte ik vol ongeduld voor de kraamkamer om een eerste blik te werpen op het kindje. Mijn broers hadden niet zoveel belangstel ling voor de baby en bleven liever spelen. Toen ik eindelijk de kamer binnen mocht komen en een blik wierp op het bundeltje in het kinderbedje, schrok ik: wat een oud gezichtje! En ze was zo rood. Ik was erg teleurge steld maar durfde niet aan tante te vertellen dat dp baby zo lelijk was. Maar geleidelijk aan werd het kindje mooier en nu had ik geen tijd om met mijn broers te spelen, want ik mocht samen met tante voor het kindje zor- ~gen. Ze werd mijn lievelingsnichtje. Toen kwam het oudejaar weer om de hoek kijken en we vroegen ons af: zou oom zoals vroeger weer veel mertjons kopen en voor ons van dat leuke ster vuurwerk? Wel, er kwamen geen mertjons, geen stervuurwerk, niets van dat alles, maar het was oom z'n schuld niet. Het werd een oudejaarsavond waar we verdrie tig en stil om de grote tafel zaten en toen het klokslag 12 sloeg en we el kander omhelsden en zoenden wer den er meer tranen vergoten dan an ders, want ons Indië was in oorlog. Daarna kwam de Japanse bezetting - maar dat is een ander verhaal BENITA NEYS Het andere verhaal zal nooit komen, want Benita ging 12 oktober van ons heen. Een flinke, jonge vrouw, die on danks teleurstellingen, verdriet en ernstige ziekte, die blijmoedigheid wist te bewaren, die u uit haar vele stukjes in Tong-Tong kent. Als zovelen, die wij persoonlijk niet eens kennen, is Benita Neys door haar aanwezigheid in ons blad een lid van onze "Indische familie" geworden. En als zodanig doet haar heengaan ons verdriet. De steen valt in het water, in steeds wij der wordende kringen vloeit de treur nis weg, maar de steen, onzichtbaar blijft. Lilian Ducelle 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 16