Djaga, mijn beste jachthond
JAKOB
"Hoe zullen we hem noemen?" vroeg
ik mijn betere vijftig procent toen
twee dagen voor mijn verjaardag in
1964 een goede kennis, ingevolge
mijn verzoek, mij een pup van het vuil-
nisbakkenras bracht. "Djaga", ant
woordde ze direct, en ik vroeg aan
onze vriend: "Hoe oud is hij? Het
antwoord was: Veertig dagen En dit
vond ik de juiste leeftijd. Op de vraag
van mijn betere vijftig procent: "Wat
doe je er mee?" antwoordde ik: "Dit
wordt een béste jachthond". En dat
kwam precies zo uit ook! Djaga (waker
in het Nederlands) was een bastaard
herdershond. Hij had een ingeboren
angst voor mensen. Alleen mijn vrouw,
onze dochter, twee zoons en ik ver
trouwde hij. leder ander niet!
Wij - mijn twee zoons en ik - begon
nen zijn opleiding tot jachthond met
een bal. Die wierpen we weg en ga
ven het bevel: "Pak hem". Hij begreep
dit na enige tijd, maar bleek behou
dend van aard te wezen, want wat
we ook deden, de bal bracht hij nooit
terug. Het bevel "Breng hem" negeer
de hij volkomen!
Toen was de vraag: "Is hij bang voor
een knal?" Wij probeerden het eerst
met een zware windbuks, die we vlak
bij zijn oor afschoten. Hij reageerde
er niet op, toonde geen spoor van
angst. En ook om de harde knal van
mijn dubbelloop caliber 16 gaf hij niet!
Maar wél had hij angst voor water.
"Gooi hem gewoon vanaf een rots in
zee", raadden mijn zoons aan. Maar
dat wilde ik niet. "Wij springen in
zee en roepen hem besliste ik. En
zo gebeurde het. Maar het duurde
héél lang voor Djaga gehoor gaf aan
ons roepen. En toen hij daarna merkte,
dat hij kon zwemmen, kreeg het wa
ter een grote aantrekkingskracht voor
hem.
Hij was als geboren voor de konijnen
jacht! De jacht op deze dieren - door
de Amerikanen "cotton tail" genoemd
- is niet makkelijk in de cactuswilder
nissen van Curagao, waarin zij in een
mum verdwenen zijn. Djaga zag het
eerst aan. Het eerste konijn dat ik
schoot en dat morsdood was, bewaak
te hij op het bevel "Pak 'm" tot ik het
in mijn jachttas had gestoken. Maar
tóen kwam het, een tijdje later. Wéér
holde een konijn weg. Het schot ver
wondde het dier. Toen kwam Djaga
in actie en hoe ik hem ook riep hij
blééf weg! Pas een hele tijd later dook
hij op. Een onderzoek van zijn muil
wees uit, dat hij het konijn had ge
pakt en opgevreten!
Negen jaar heb ik met hem gejaagd
op Curagao. Hij heeft nooit een weg
rennend konijn kunnen inhalen en gaf
steeds door een bepaalde kreet uiting
aan zijn teleurstelling als het beest
verdween tussen cactusplanten waar
hij het niet kon volgen. Maar altijd
verslond hij een wegrennend gewond
konijn!
Meermalen toonde hij hoe schrander
hij was. Op zekere dag kwam een
door hem opgejaagd konijn tevoor
schijn en holde over een onbegroeid
stuk terrein naar een bosje. Ik zond
het een schot na, maar miste. Toen
gebeurde er iets, dat ik nóóit zal ver
geten. Djaga bleef om het bosje ren
nen tot ik nabij was en het konijn, mij
ziende, het er op waagde verder te
vluchten. Ditmaal miste ik niet.
En dan die andere keer. Tweemaal
schoot ik op een rennend konijn. Het
rende, kennelijk ongekwetst, door naar
een door Surinamers aangelegde per
ceelafscheiding, vervaardigd uit op
eengestapelde stenen. "Zoek, Djaga",
zei ik, en de hond wees een bepaalde
plaats aan, die ik bekeek. Hier kan
hij niet ingekropen zijn", besliste ik
en zocht verder, terwijl Djaga zich
neerlegde in de schaduw van een
schraal boompje. Tenslotte gaf ik het
op en ging verder, terwijl de hond mij
volgde. Maar de situatie bevredigde
mij niet. Na een tijdje ging ik terug
naar de perceelafscheiding. Weer be
val ik: "Zoek, Djaga" en wéér wees
hij dezelfde plek aan. Toen haalde ik
op die plaats de stenen van elkaar.
Endaar lag het konijn! Een nader
onderzoek toonde aan dat het onge
kwetst was. Het dier was van angst
gestorven.
Plaatsruimte verhindert dat ik nog
meer vertel over Djaga, maar één
voorval wil ik toch nog vermelden.
Djaga rende altijd om mij heen en
dikwijls zag ik hem tijden lang niet,
maar als ik schoot was hij er direct
bij. Op een dag rende hij over een
zandig stuk terrein op een bosje toe.
En opeens begon hij op een heel bij
zondere manier zacht te bfaffen. Ik
begreep het meteen. Hij riep mij! Ik
beval hem te blijven waar hij was.
En ja, het wémelde er van konijnen!
Met hulp van zijn kant schoot ik er
drie - de enige jachtbuit van die mid
dag.
Djaga beschouw ik als mijn beste
jachthond! Mijn oudste zoon maakte
- kort voor zijn dood, dat was toen
Djaga op enkele dagen na negen jaar
was - een foto van hem die prachtig
lukte en die een ereplaats heeft in
mijn album. Wij verlieten Curagao op
27 mei 1973 om ons metterwoon te
vestigen in Zuid-Oostenrijk.
Natuurlijk wilde ik Djaga meenemen.
Maar het noodlot kwam tussenbeide.
Op 9 februari (drie maanden voor ons
vertrek) vonden wij Djaga dood voor
ons huis liggen Op honden jagende
politiemannen hadden hem met een
schot hagel door de kop het leven
benomen. Hij moet niet geleden heb
ben. Dat bleek uit de houding waarin
hij lag. Zijn pluimstaart was nog strijd
lustig omhoog gekruld. Het heeft lang
geduurd voor ik mij bij dit onvermijde
lijke kon neerleggen
RIJKLOF VAN GOENS
Voor de capitulatie zat ik in Soerabaja
bij een familie in de kost. Woonde
toen in een van de zijstraten van Ke-
tabang boulevard, mijn kostbaas werk
te bij de Anie.m, Gemblongan.
Op een dag kreeg hij bericht, dat hij
het huis moest ontruimen en verhuizen
naar de van Sandickstraat.
Na een hele dag sjouwen waren we
over, maar binnenshuis was alles nog
een puinhoop. Mijn kostvrouw had
een mooie beo, Jakob genaamd. Zijn
kooi was zo lang in de garage die aan
de muur van de buren grensde, ge
hangen. Het eerste wat mevrouw deed
was haar lieveling voeren met een
bordje nasi vermengd met lombok,
en een stuk papaja. Ze opende de
kooideur en riep; "Jakob, kom eens
hier!" De beo wat paniekerig door de
verhuizing, bleef hoog in de hoek van
zijn kooi hangen. "Jakob, toe nou,
wees nou lief, vrouwtje roept jou!
Jakob, Jakob!"
Plots uit het niets van de schemering
Al Uw stencilwerk vlot en voor
delig verzorgd door
TONG-TONG
Prins Mauritslaan 36, Den Haag,
telefoon 070-54 55 00 54 55 01
achter de muurscheiding, kwam een
kalend hoofd, gebrild, tevoorschijn en
een stem vroeg: "Mevrouw, heeft u
mij geroepen?"
Mijn kostvrouw stond sprakeloos en
onthutst. "Neen meneer, ik roep mijn
beo!"
"Neem mij niet kwalijk, ik dacht dat u
mij moest hebben, ik heet namelijk
Jacobs!" sprak de buurman, want hij
was het.
Dat was de eerste kennismaking met
onze buren, de familie Jacobs. Het
waren Armeniërs, aardige mensen.
F. DUBOIS
ENGELSE CONVERSATIE
Wij logeerden op Bali en de voornaam
ste bediende van onze gastheer na
derde ons de eerste avond reeds met
het verzoek, Engels met hem te spre
ken.
Hij had zich in die taal bekwaamd
maar had weinig gelegenheid, haar te
spreken, of wij dus zo vriendelijk wil
den zijn, enz.
Dat wilden wij wel en de volgende dag
begroetten wij hem, toen hij de koffie
bracht, met de vraag: Ida Bagus, how
are you today? Waarop Ida Bagus:
Comme ci, comme ca, monsieur!
Waarop wij beiden in luid gelach uit
barstten.
18