Met de Dayaks naar Gunung Mas
linkerzij en in mijn rechterhand een
toembak met zilveren punt, hetgeen
betekende, dat het een bijzondere
toembak was. Hoe ik eraan gekomen
ben, is een verhaal apart.
Tijdens zo'n voettocht met de Dayaks
door het oerwoud van Borneo, onder
ging ik iedere keer weer het gevoel
van gebondenheid met deze mensen.
Ik was dan zeer gelukkig, voelde mij
geborgen en besefte, dat ik één van
hen was. Ze waren dan niet langer
mijn vrienden, maar mijn broeders
De eerste verrassing tijdens deze
voettocht was van onbeschrijflijke
schoonheid, die bestond uit een grote
boom, net als alle grote bomen, met
het verschil, dat de stam niet zichtbaar
was, doordat hij begroeid was met
bloeiende orchideeën. De kleuren wa
ren violet met paarse strepen en vlek
jes. Deze schone aanblik werd op
gevrolijkt door zwermen vlinders van
verschillende grootte, vorm en kleur,
zoals groen met zwarte stippels, zwart
met zilver, blauw en kanarie-geel. Dit
was werkelijk een aangename verras
sing en bijzonder verkwikkend na een
vermoeiende en zware tocht door wild-
hout en prikkelende rotanlianen.
Zelfs de Dayaks waren zichtbaar on
der de indruk van deze schoonheid en
ik was God dankbaar, dat Hij dit voor
ons liet groeien.
Graag had ik er wat langer gebleven,
maar ons doel lag nog verder. Ik zou
de weg en plaats zeker terug vinden,
maar op de landkaart zou ik de plek
ongeveer kunnen aanwijzen.
Laat in de middag, het moest zowat
4 uur geweest zijn, bereikten wij de
plaats van bestemming: "Goenoeng
Mas"!
Het was een rotsachtig gebergte en
wat ik tussen die rotsen te zien kreeg,
was wel het laatste, wat ik zou kunnen
verwachten in die wildernis! Het was
een schokkende verrassing en het de
primeerde mij op de één of andere
manier.
Het waren de verlaten ruïnes van een
Nederlandse goudfabriek! Er was zelfs
een "soos" aanwezig. Het was een
heel droevige aanblik. Toen begreep
ik, waarom de Dayaks deze plek
"Goenoeng Mas" noemden. Op de
transportband lagen nog de stenen
uit de goudmijnen, die op weg waren
om in de fabriek verpulverd te worden.
Alles was natuurlijk één grote roest-
bank en er was ook een Dayakdorp
aanwezig.
Het moest wel een hele prestatie ge
weest zijn, om al die grote en zware
machinerieën ter plaatse te bezorgen,
gezien de woeste stroomversnellingen,
die de Kahayan-rivier rijk is, plus nog
het gedeelte, dat die machine-onder-
delen door het oerwoud gesleept
moesten worden. Ik vroeg een oude
Dayak, of hij ook wist, van wie deze
fabriek was en als antwoord kreeg ik
te horen: "tuan Poegelpoel". Meneer
Vogelpoel?
R. F. VON STIETZ
VERHALEN UIT BORNEO (V)
Tijd was onbelangrijk en zorgen waren
onbekend. Waarover zou ik mij zorgen
moeten maken en waarom zou ik op
de tijd letten toen ik op Borneo tus
sen de Dayaks leefde?
Het was aan de bovenstroom van de
Kahayan-rivier voorbij Kuala-Kurum,
waar ik iedere ochtend met plezier
ontwaakte, omdat ik van te voren
reeds wist dat het een geweldige dag
zou worden. Geen dag ging voorbij
zonder schoonheid, avontuur en ver
rassing. Nooit had ik het gevoel ge
kend een opgejaagd dier te zijn en elk
geluid klonk niet storend. Nooit voel
de ik mij in mijn vrijheid belemmerd,
want er waren geen ambtenaren, die
mij kwamen vertellen hoe en waarop
ik mocht hengelen. Ook niet hoe en
waarop ik mocht jagen. Jagen, henge
len en stenen zoeken aan de rivier
oever, waren de dingen, die ik graag
deed.
Regelmatig zocht ik ook stof-goud met
een houten waspan. Maar het was niet
rendabel.
Op een dag vroegen enkele Dayaks
mij, of ik zin had met hen mee te gaan
naar "Goenoeng Mas." Natuurlijk ging
ik mee, niet wetend, wat ik daar zou
aanschouwen. Elke voettocht door het
oerwoud van Borneo leverde één of
meerdere verrassingen op. Maar op
deze voettocht naar "Goenoeng Mas
beleefde ik wel niet het grootste avon
tuur, maar wel kreeg ik iets te zien,
wat ik in het oerwoud van Borneo in
het geheel niet verwacht had!
Wij gingen al vroeg op pad. En indien
U ons groepje was tegen gekomen,
zoudt U mij niet als Indische jongen
herkend hebben. Ik was bruin ge
brand en liep in Dayaktenue: half
naakt, blote voeten, mandau aan mijn
(Foto: Expeditie Apokajan)
20