gelegen van de wateren, die de Java nen voor de bronnen van de machtige Brantas-rivier aanzagen. Deze heeft nl. een tweetal bronnen, waarbij zich later nog een derde voegt, nl. het mi nerale water, dat bij Songgoriti te voorschijn komt, en waar men later een laat-Hindoe-Javaans tempeltje heeft gebouwd. Deze liggen tussen de gebergten van de Ardjoena en de Andjasmara, bij Soember-Brantas. Aan de oorsprong van zulk een grote rivier hechtten de oude Javanen grote waarde en zij ver eerden er de goddelijke machten, die met deze rivier in verband stonden. Omtrent deze gewijde plek deden na tuurlijk oude verhalen de ronde bij de gelovigen. In de nadagen van het Hindoeïsme, waarschijnlijk omstreeks 1600, moet iemand, waarschijnlijk een priester, deze gewijde overlevering op een aan tal koperplaten, minstens zes, met on vaste hand hebben ingekrast en ver volgens als een gewijd voorwerp in de top van zijn tempel hebben opge borgen, in een koperen doos. Hij gaf zijn "handschrift" de vorm van een "kropak", een manuscript van palmbladeren, dus langwerpig, zoals er op Bali nog geregeld vervaardigd worden. Slechts vermeerderde hij het aantal regels, dat men op de palmbla deren aantreft, van vier tot vijf. Men kan zich voorstellen, dat deze koper platen niet slechts bij tijden gereci teerd werden, doch ook vereerd door het branden van wierook, als ware het een heilige Schrift. Doch toen dit koperen manuscript tot stand kwam, waren de dagen van het Hindoeïsme op Java geteld. De Islam had reeds de kust bezet, drong het binnenland in, en overwon het "hei dendom". Het aantal aanhangers van de oude godsdienst slonk, de pries ters liepen over naar de Islam of stier ven uit, zonder opvolgers na te laten. De tempel verviel en stortte ineen en het koperen manuscript raakte onder het puin. Daar ontdekten het eenvoudige tani's of schattenzoekers en bewaarden het, niet zo zeer om de inhoud, die zij wellicht niet begrepen, doch omdat zij aan dergelijke met geheimzinnige let ters bekraste platen, zekere tover macht toeschreven. Vandaar dat zij er geen bezwaar te gen maakten, om de platen in tweeën te breken. Ook een brokstuk bezat nog zekere toverwaarde. Later, toen het toeristenverkeer op Java toenam, verkocht een of andere Javaan ons fragment aan een Euro pees reiziger, die het meenam naar zijn vaderland, bij wijze van curiositeit. In het jaar 1907 schonk hij deze rari teit aan het Nationaal Volkenkundig Museum te Kopenhagen, en vertelde er meteen bij, dat het van de berg Ardjoena afkomstig was, hetgeen een vrij vage mededeling is, al geeft die toch wel énige houvast. Na deze uitwendige geschiedenis van onze koperplaat, de inhoud van het er op gekraste verhaal, voor zover dit tenminste uit ons fragment valt op te maken. We maken kennis met een zekere Tirtaraga, wat letterlijk betekent: Wa ter - Lichaam, dus wel een soort ri viergod, waarschijnlijk die van de Brantas. Deze figuur brengt een offer, want het "verheffen van het dienblad" wordt genoemd. Op dit presenteerblad liggen de stelen van een viertal plan ten t.w. de galuga, die een rode verf stof oplevert, de pisang, die gele vruchten draagt, de tales of taro, wiens eetbare vrucht van binnen wit is en dan nog een stuk suikerriet, dat de donkerbruine of zwarte Javaanse suiker oplevert. Deze vier planten ver tegenwoordigen dus de vier kleuren rood, geel, wit en zwart, welke kleuren met de vier windrichtingen correspon deren; zuid, west, oost en noord. Zij stellen dus op eenvoudige wijze de totaliteit, het heelal voor en men kan zich voorstellen, dat de vier stelen op het blad volgens de windrichtingen, waar ze bij hoorden gerangschikt la gen. Het offer wordt door een god beant woord, wiens naam niet genoemd wordt, doch wel zijn woonverblijf de Maha Meru, de hoogste berg van Java de Semeroe. Deze gold voor de woon plaats van de oppergod, Batara Guru of Sjiwa, aan wie de "Hindoeïstische" Tenggerezen thans nog regelmatig of fers brengen. Het antwoord van de hoge godheid is een initiatie, een inwijding. Tirtaraga wordt gewijd tot een godheid van een hogere rang. Hij wordt tot zoon van Batara Guru verheven en dus diens gelijke, een hoog goddelijk wezen. Voortaan is dus Tirtaraga in de kring der oppergoden opgenomen. Na deze consecratie of wijding keert Batara Guru naar zijn berg, de Mahameru terug. Dit is de eerste helft van het verhaal, dat vrij duidelijk is. Met het vervolg is dit echter niet in die mate het geval. Daarin wordt de figuur van Semar vermeld. Het zal allen, die wel eens een wajang vertoning hebben bijge woond, bekend zijn dat deze dikbui kige figuur met zijn beide zonen Pe troek en Nalagareng, doorgaat voor een clown, een grappenmaker, een INDONESIË KALENDER 1978 12 Prachtige oud-Indische teke ningen (litho's) van 0- M. R- Ver Huell, C. W. M. v.d. Velde en Pieter van Oort met verklarende tekst van Dr. H. J. de Graaf. Fijn, artistiek, waardevol f 14,50 porto f 2,75. BOEKHANDEL TONG-TONG sluwe dienaar van de held van het verhaal, Ardjoena b.v. In werkelijkhei3 is hij evenwel een heel oude figuur, een voor-Hindoeïstische godheid. Hier treedt hij op als de trouwe helper en adviseur van Tirtaraga, zodat hij .mo gelijkerwijze al veel eerder aanwezig was, dan het koperfragment ons ver raadt, n.l. reeds bij Tirtaraga's offer aan Batara Goeroe. Ook na het vertrek van de oppergod staat Semar zijn meester met raad en daad terzijde. Deze moet n.l. een speurtocht ondernemen. Te voren vertoont Semar enige tover kunsten, en wel met twee klapperdop pen, waaruit hij helder water produ ceert. Is dit een toespeling op de beide bronnen van de Brantas? De verbaasde Tirtaraga krijgt het advies, om zich hierin te baden. Door dit bad in het heilige water (toja) wordt Tir taraga helderziende. Hij ziet dan al lerlei dingen, vooreerst een stilstaand wiel, een tjakra, vergelijkbaar met de zonneschijf. Tirtaraga is hierover zo verbaasd, dat hij denkt aan bedrog door Semar, doch deze ontkent dit ten stelligste. Het tweede gezicht is dat ener verliefde, oude vrouw, Kili Branti. Kili betekent n.l. een heilige vrouw, die zich aan de godsdienst ge wijd heeft, branti beduidt verlangend, dus verliefd. Zoals het zonnerad het symbool van de hemel is, zo zal deze oude vrouw de onderwereld moeten voorstellen. Zij leunt ook op een stok je, uit een heg gesneden, terwijl zij weent. Semar vermeldt dan een soort van schuilplaats en ontraadt Tirtaraga, de oude vrouw daarin toe te laten. Hij moet zelfs de toegang met stenen barricaderen. Een raadselachtige voor stelling! Helaas breekt dan het ver haal af, de rest van de "story" ont breekt. Zij zal op plaat no. 7 gestaan hebben, die nog zoek is. In elk geval zullen Tirtaraga en zijn knecht Semar zich op weg hebben begeven om er avonturen en beproe vingen te beleven. Mogelijk was daar om Tirtaraga niet enkel de godheid van de bronnen van de Brantas, doch van de gehele rivier, tot Soerabaja toe. De midden- en benedenloop van de Brantas zouden dan in de vorm van een reisverhaal gegeven worden. Er is b.v. nog sprake van opgestapelde stenen en drie holen. Zulke rivierver- halen zijn n.l. niet ongewoon. Ook in een verhaal omtrent het ontstaan van de rivier Serajoe speelt Semar een bijzondere rol. Het belangwekkende dezer publicatie is dus, dat wij hierin de oorsprongsmythe van de kali Brantas voor ons hebben, zij het dan in geschonden vorm. Zij dateert uit de laat-Hindoe-Javaanse tijd en wij krijgen er enig idee door van het geloof, dat oudtijds bij de Javanen in die periode leefde: verering der be zield geachte natuurkrachten en dit inzicht danken wij aan de moeizame ontcijfering en vertaling van tien halve regels op een verroeste koperen plaat. 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 7