1
Opa Jozef
Opa Jozef was geen opa van me. Sterker nog, hij was helemaal geen familie,
maar onze families waren al zo lang bevriend, dat hij automatisch tot de familie
was gaan behoren in de loop der jaren. Opa Jozef woonde in het warme Djakarta,
wij gingen vaak bij hem logeren. Omgekeerd, kwam hij vaak naar het heerlijke
Bandoeng. De vakanties bij hem, zijn onuitwisbaar in mijn geheugen gegrift,
als de mooiste vakanties, die ik ooit gehad heb.
Opa was altijd vroeg wakker, ik ook. Dan kroop ik uit het grote bed met de
klamboe en ging stil bij hem zitten op het platje. We zeiden niet veel, maar deze
stilte had niets onaangenaams, integendeel, het was een vredige stilte. Opa
Jozef was een vredig mens. Samen keken we toe, (zoals Tjalie het in zijn Pieke-
rans van een Straatslijper zo voortreffelijk uitdrukte) hoe Djakarta ontwaakte.
Als de eerste verkopers van etenswaren verschenen dan zei opa: "Ajo nonnie,
wat wil jij voor je ontbijt?" Hij noemde me altijd nonnie. Een wereld van tederheid
ligt in die Indische naam voor meisjes opgesloten, vind ik. Net als Meis. Mijn
vriend - nu man - noemde en noemt me nog zo.
Opa wist, dat hij me geen groter ge
noegen deed, dan me een echt Indisch
ontbijt voor te zetten. Immers, oma,
mammies moeder, was bij de nonne
tjes opgevoed, daardoor westers in
gesteld, wat opvoeding en zo betrof.
Mammie had dat overgenomen, lo
gisch, wat resulteerde in een echt
Hollands ontbijt, dus brood. Lekker en
gezond, maar een echt Indisch kind
verlangt wel eens een echt Indisch
ontbijt. Dat wist opa. Hij riep dan ver
schillende venters binnen en ik mocht
kiezen tussen warme ketella, kwee
srabi of nasi goreng. En als ik dan
niet kiezen kón, vanwege al dat lek
kers dan hakte opa de knoop door en
nam van alles wat. Ik at me dan on
gans, zo vroeg in de morgen.
Als dan later de familie buiten kwam,
nog groggy van de slaap, en mij werd
gevraagd, of ik niet eens ontbijten
zou, dan moest ik heel bedeesd ant
woorden, dat ik geen trek had Waarop
mammie, meteen ongerust, vroeg of
ik ziek was. Maar dat was ik niet, in
tegendeel, ik was gezonder dan ooit.
Maar mag je je wat vol in je buik voe
len na zo'n uitgebreid ontbijt? Mam
mie echter, had al visioenen van de
meest afgrijselijke ziektes waar ik wel
eens aan zou kunnen lijden en ver
heugde zich erop, me weer eens lek
ker vol te kunnen stoppen met een
van haar talrijke djamoes. Soedah.
Opa heeft me echter nooit verraden,
hij knipoogde maar eens naar me en
hield zijn mond. Maar mammie, pien
ter als ze was, had zijn spelletjes al
lang door, maar speelde het lustig mee,
omdat ze wist dat opa Jozef geen gro
ter genoegen kende, dan ons, mijn
zus en mij, te verwennen. Haydé, mijn
zus echter, wierp dan woedende blik
ken op me, met het visioen van weer
een broodmaaltijd voor ogen. Opa Jo
zef merkte die duistere blikken wel op,
en omdat hij van ons beiden evenveel
hield, werd er voor Haydé al gauw
ook een toekang srabi opgetrommeld.
Het eind van het liedje was dan, dat
de hele familie gezellig zat te smikke
len, iedereen tevreden was en opa Jo
zef nog wel het meest.
Wij waren een poosje niet geweest
bij opa en in die tussentijd had hij een
jonge nieuwe baboe aangenomen, die
latta bleek te zijn.
Maar de eerste dag dat we er waren,
wisten we dat nog niet. Nu had opa
een galerij met dunne ijzeren pilaren.
Ik kende geen groter genoegen, dan
in de lange gang een aanloop te ne
men, een hoge sprong te maken en
dan de pilaar zo hoog mogelijk vast
te grijpen en zo, al draaiend langs die
pilaar, weer omlaag te zakken. Ik was
daar met overgave aan bezig, toen ik
achter me een gebrul van Haydé
hoorde. Ik keek giftig om. Natuurlijk
moest zij me weer uitlachen, gewoon
uit jaloezie, omdat zij de leeftijd te
boven was, om dit spelletje te doen.
Maar ik had haar ten onrechte ver
dacht. Want toen ik omkeek, zag ik
achter me iets, dat me meteen dubbel
deed knakken van de lach. De latta
baboe had het niet langer kunnen aan
zien blijkbaar en was achter me aan
gekomen en deed precies hetzelfde.
Aanloop nemen, hoog opspringen, paal
grijpen en al draaiend weer omlaag
zakken. Lógisch, dat Haydé in een ge
brul uitbarstte! In de keuken stonden
kokkie en djongos ook te schudden.
Een dag later waren de bultzakken
buiten neergelegd, in de zon. Opa
ging naar buiten en trok zijn broeks
pijpen op, daarbij een paar bijzonder
magere beentjes met knokige knietjes
onthullend, en sprong al neuriënd, o-
ver de bultzakken heen. Baboe, die
ijverig de galerij vóór de bijgebouwen
aan het sapoe was, omdat djongos
"Zie, ginds komt de stoomboot
weer in geen velden of wegen te zien
was, liet meteen haar sapoe lidih in
de steek, trok onfatsoenlijk hoog haar
sarong op en sprong, ook neuriënd
achter opa aan over die bultzakken.
Dat gezicht, die magere oude man en
die kleine, knappe, maar mollige ba
boe, vrolijk en gezellig samen over
de bultzakken springend, benam ons
prompt weer de adem natuurlijk'.
Ik mocht vaak met opa mee, straat
slijpen, naar pasar Senèn, of Tanah
Abang. Opa kende veel dialecten en
een aardig mondje chinees. Kortom,
in mijn ogen was hij een talenwonder.
Hij vond het prachtig, als hij kon ta-
warren. En als hij ergens één of twee
gob kon verdienen, dan was zijn dag
weer goed. Zo stonden we bij een
echte Chinese baba in zijn winkeltje
en opa begon te tawar. Het eind van
het liedje was, dat opa Jozef zijn zin
kreeg en het artikel voor twee gobang
minder kon meenemen. De baba riep
evenwel dramatisch uit, dat de toean
hem ruïneerde, waarop opa Jozef hem
iets in het chinees toevoegde. Er gleed
een trek van verbazing over het zo
vriendelijke gezicht van de baba. Bui
ten gekomen vroeg ik, nieuwsgierig
als kinderen kunnen zijn: "Wat zei u
nou tegen hem, opa Jozef?" Hij grin
nikte vergenoegd en zei: "Ik zei, dat ik
dan wel twee gobang minder betaald
heb, maar dat hij op dat artikel min
stens twee kwartjes verdiend had. En
ik had gelijk, als je op zijn gezicht gelet
hebt." En voort gingen we weer, mijn
kleine meisjeshand in zijn stoere man-
nenknuist. Reuze gezellig waren die
tochten.
Opa Jozef was al vroeg grijs gewor
den, in mijn ogen dus stokoud, vandaar
dat ik hem opa noemde.
Hij zat een keer bij mijn vader in de
auto en ze moesten over een brugge
tje, dat uit twee planken bestond, heel
nauw. Pappie kon goed rijden en ging
er met een stieregang overheen. Opa
Jozef keek naar buiten en pappie ver
telde, dat, toen opa in de diepte keek,
zijn haren van afgrijzen rechtop gin
gen staan. Echt waar, zijn tropenhelm
ging op en neer. Opa Jozef stootte uit:
"Lohillah illalah Ed, niet sóó dan! Nan-
ti di djatoh eh!" Opa vertelde later
altijd, dat hij op dat moment grijs werd
en gebleven is.
Ook moesten ze eens 's avonds huis
waarts keren en reden Batavia binnen,
vanaf Glodok meen ik. Langs de kant
liepen twee dames van lichte zeden en
probeerden zo deftig mogelijk te doen.
Opa Jozef stak zijn grijze kop met
krulletjes en als immer getooid met
tropenhelm, uit het raam en riep kei
hard: "Eh! Ada koentil anak eh! Op
slag vergaten de ladies hun waardig
heid en zetten het op een lopen onder
veel gegil en ge-eh tjina's. Nou, dan
was opa weer tevreden, zijn dag was
weer goed.
Opa Jozef sleepte ook steevast de
eerste prijzen weg, als er in de plan-
(lees verder volgende pagina)
20