De koetsiers waren verplicht op ver langen der passagiers "bij het afrij den van een hoogte of om andere bil lijke redenen" even stil te houden. Er waren natuurlijk heren of dames, die last van hoogtevrees hadden, terwijl onze minder preutse tijd ook aan het voldoen aan natuurlijke behoeften denkt. Zo had de grote maarschalk werkelijk aan alles gedacht, behalve aan de smaak van het reizende pu bliek. Dit bleek al spoedig. Ofschoon Daen- dels het reizigersvervoer over de hele lengte van Java behoorlijk scheen ge regeld te hebben, kwam hierin al spoedig een ingrijpende wijziging. Daendels' opvolger, de Engelse luite nant-gouverneur Raffles, bracht reeds op 1 sept. 1812 een ingrijpende wijzi ging aan. Bij besluit van 12 augustus van dat jaar schafte hij met één pen- nestreek het "rijden der ordinaire postwagens" af. Geen Indische dili gences meer! Alleen de "extra pos ten" bleven gehandhaafd. Het gezelli ge feest der postwagens met hun half dozijn passagiers had nog geen drie jaar geduurd. De postwagens zul len slechts voor het vervoer van amb tenaren en officieren gebruikt worden, ledereen, die met eigen gerij langs de Grote Postweg wilde reizen, kon dat doen en eventueel van de op de re lais gereedstaande koeda's gebruik malden, in de regel natuurlijk tegen betaling. De huur der paarden werd vooraf be taald aan de postmeesters der grote steden en anders aan de hoofden van het plaatselijk bestuur in de kleinere plaatsen. Met het betaalbewijs kon men dan zoveel paarden krijgen, als men nodig had. Als ze er ten minste waren! Immers, niet steeds waren vol doende verse paarden beschikbaar en vaak moest men dan een viertal uren wachten, tot de beesten uitgerust wa ren. Het verdwijnen der diligences lijkt een erger euvel, dan het in werkelijkheid was. De kleine man had nu eenmaal toch geen geld om te reizen en de meer welgestelden hadden meestal wel een of ander voertuig op hun erf, of an ders konden ze er een huren, waar voor het Gouvernement dan tegen be taling de postpaarden leverde. Tegen woordig heeft hier te lande een groot deel der bevolking wel een of ander motorvehikel voor zijn deur staan. Op de Grote Postweg reden dus de postkarretjes voor de posterijen, de reiswagens voor officieren en ambte naren, en dan de "extra posten", ei gen gerij voor particulieren. Allen pro fiteerden van de postpaarden, die bij de relais of posthuizen gereed werden gehouden. Zo schijnt de toestand ge bleven te zijn tot de invoering van de stoomtractie, waarmede, een dertigtal jaren later dan in het moederland, in 1869 een begin werd gemaakt door het openen van de spoorlijn Sema- rang - Soerakarta - Djokjakarta, de onvolprezen Nederlandsch-lndïsche Dr. H. J. de Graaf "DE GESCHIEDENIS VAN AMBON EN DE ZUID-MOLUKKEN" Een schitterend document, rijk geïllustreerd. De geschiedenis die wij moeten kennen, omdat die de onze is f 49,50 porto f 5, Spoorwegmaatschappij, de N.I.S- Het was dus een gans andere toestand dan in Nederland, waar tot de invoe ring van de spoortrein trekschuit en diligence in de verkeersbehoefte voor zagen. Ofschoon de reiskosten over het algemeen vrij hoog waren, was men met deze toestand toch wel te vreden. Zelfs de nog al kritische Mul- tatuli meent in zijn "Max Havelaar" "Geen paardenposterij dan ook in Eu ropa - zelfs niet in Engeland, Rusland of Hongarije - kan met die op Java worden gelijk gesteldOok de zendingsinspector, ds. L. J. van Rhijn schrijft in zijn "Reis door den Indi- schen Archipel (p. 63): "Wegen en bruggen zijn over geheel Java door gaans in voortreffelijke staat, en het postwezen op de hoofdrouten laat weinig te wenschen overig, zoodat gij, geloof ik, nergens ter wereld aange namer, gemakkelijker en sneller rei zen kunt dan op Java, wanneer gij, wat de snelheid betreft, de ijzeren spoorwegen uitzondert". Toegegeven moet echter worden, dat beide heren bevoorrecht waren. Douwes Dekker reisde gratis als ambtenaar in een reiswagen en onze predikant had van de Gouverneur-Generaal gratis post paarden gekregen. Voor particulieren zsg het er heel wat minder gunstig uit. Iemand als Busken Huet, de grote litterator,die redacteur van de Java- Bode was geworden, dus "partikulir sadja", moest voor een familie-uit stapje naar Buitenzorg gebruik maken van een "Indische huurreiswagen een oud, verveloos, rammelend en piepend vehikel, meest van Engelsche afkomst, dat in alle steden van Europa als onbruikbaar en gevaarlijk door de politie zou worden afgekeurd". Het resultaat was er dan ook naar. Toen hij uit Bogor terugkeerde, moest de familie reeds om drie uur v.m- op, om in te pakken. Om vier uur zat men in de wagen, die pas om half vijf goed aan de gang ging. Dan volgden een vijf of zes relais, waar men door on mogelijke vierspannen van kleine, af gebeulde paarden werd opgewacht. Pas om acht uur, half negen was de familie (Conrad, zijn echtgenote en de kleine Gideon, met de bedienden) weer op Kramat terug. (Brieven aan Potgieter dl. II p. 242). Het zal wel zo lang geduurd hebben, omdat men soms op paarden moest wachten. De Oostenrijkse reizigster Ida Pfeiffer deed het heel wat vlugger. Op 1 juni 1852 legde zij de 35 paal tussen Ba tavia en Buitenzorg in drie uur af. Daarna had ze nog tijd om de Planten tuin te bezichtigen, alvorens om 7 uur 's avonds aan de Landvoogd te wor den voorgesteld. Zijn zakenreis naar Soerabaja en de Oosthoek heeft Huet dan ook maar niet over land, doch met de stoom boot gemaakt. Slechts in Semarang is hij uitgestapt en heeft toen met de intussen geopende spoorweg, de N.I.S., een reis naar de Vorstenlanden ondernomen. Doch verder dan Djokja is hij niet gekomen, zodat de Bara- boedoer er bij ingeschoten is. Dat is ook de route, die hij later zijn vriend Potgieter aanprees. De ambtenaren konden voor hun dienstreizen op postpaarden aan spraak maken. Zo b.v. ds. dr. baron Van Hoëvell, de bekende liberale pre dikant. Deze ondernam in 1847 een dienstreis naar de Preanger, Tjirebon, Tegal en Pekalongan en kon daarvoor op postpaarden aanspraak maken; doch daarna strekte zijn reis zich zelfs tot Bali uit. Natuurlijk had hij eigen gerij t.w. een Engelse "reiskalesch, ruim en gemak kelijk, sterk en ligt", waarin behalve de predikant ook zijn schrijver en de djongos plaats namen. Graag had hij er nog een tekenaar bij gehad, doch die bleek onvindbaar. Het resultaat was een zeer leesbaar boek: "Reis over Java, Madura en Bali". Over het algemeen reageerde het Gouvernement vrij gunstig op verzoe ken om postpaarden, ook al had de tocht weinig met 's Lands belang te maken. Merkwaardig genoeg schijnt de G.G. vaak hierover beslist te heb ben. Ida Pfeiffer verhaalt in haar boek "Meine Zweite Weltreise" over twee beslissingen van "Herrn Deimar van Twist" (sic.). Een hoog ambtenaar vroeg om postpaarden voor een reis over Java, doch Z. Exc- informeerde eerst naar zijn salaris. Toen dit te hoog uitviel, merkte de Gouverneur- Generaal koeltjes op: "O, dan is het groot genoeg, om de posttarieven te kunnen betalen". Doch op dezelfde audiëntie verscheen een jong ambte naar met hetzelfde verzoek. Hij toon de een doktersverklaring, volgens welke hij verandering van lucht nodig had. De G.G. informeerde eveneens naar diens inkomen en toen dit nog (lees verder volgende pagina)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 7