collega's suikerboeren de bijnaam
Jantje Potdome omdat hij nooit en
te nimmer op een vloek betrapt kon
worden. Als de "maaltijd" aan de gang
was werd er enorm gefeest. De in
woners van Banjoemas onder wie
George Du Perron de vader van de
latere schrijver, kwamen dan naar de
kebonan om de offerdiensten bij te
wonen en de prachtig opgesmukte
karbouwen te zien. De rijsttafel aan
meters lange tafels besloeg eindeloos
veel gangen, er werd dagenlang ge
danst en Willem en zijn kornuiten ston
den in het maanlicht met lakens om
huld in de houding van Griekse en
Romeinse goden, terwijl uit menige
logeerkamer schitterende meisjesogen
hen begluurden. Als er dan wedstrijden
te paard werden gehouden, was het
Willem die de eerste prijs kreeg om
gehangen in de vorm van geurige
bloemenslingers en natuurlijk werd
voor die taak de lieftalligste onder de
meisjesgasten gekozen.
Maar als die tijd voorbij was, was het
weer hard werken geblazen, juist voor
de zoon van de toewan besar. Die
wilde zijn telg geen enkel voorrecht
gunnen, integendeel hij moest de an
deren ten voorbeeld zijn. Zo toog Wil
lem dan te paard naar de tuinen om
te controleren of zich geen sereh tus
sen het riet nestelde, of er geen bran
den heersten. En als de loonstaten
waren opgemaakt boog hij zich over
grote vellen met vele kolommen om
tot op de cent nauwkeurig te zien of
zij klopten.
Emma burgerde zich snel in te Pasoe-
roean, waar zij in huis was gekomen
bij haar oudste zuster, die met een
notaris was getrouwd en een even
groot gezin had als haar ouders dat
gehad hadden. Ze leerde Stanny de
la Valette kennen, een nichtje van
Louis Couperus en ging met haar
vriendinnen baden in Blauwwater (Ban-
joe Biroe) en er apen voeren Ze was
erg onder de indruk van de Indische
natuur en krachten die in Holland slui
merend waren gebleven, schenen in
haar te ontwaken. Tijdens een logeer
partij bij een andere zuster in een
andere plaats zei ze op een ochtend:
"Wat ruikt het huis toch naar carbol,
ik krijg er hoofdpijn van!" De djongos
had die dag helemaal geen carbol voor
de marmeren vloer gebruikt. Enige da
gen later dronk haar zuster aan een
station een groot glas rozenstroop,
vertoonde bij thuiskomst symptomen
van cholera en overleed spoedig. Die
dag werd het hele huis met grote hoe
veelheden carbol ontsmetdezelf
de geur die Emma dagen tevoren ge
roken had
Willem van Soest reed bij maanlicht
vaak in zijn bendy met het mooie
paard ervoor en droomde er dan van
zelfstandig te zijn. Niet meer door
Papa als een jongen te worden behan
deld. Als hij eens getrouwd was, een
andere betrekking nam in de koffie
bijvoorbeelddan zou hij zich echt
man voelen. Om zijn huishouden hoef
de hij het niet te doen. Hij had een
kok, Praja, die achter op de bendy
stond met zijn rode toedoeng met
gouden kwast er aan zorgde zo uit
stekend voor alles dat een vrouw er
niets aan kon verbeteren. Willem's
kleding werd verzorgd en zag er uit
om door een ringetje te halen. Vol
maakt netjes lagen de hagelwitte pak
ken en het brandschone ondergoed in
de kast. Praja was djongos, palfrenier,
kebonwat statig zag hij er uit in
palfrenierstenu zoals nil. Maar zijn
jonge meester droomde van een lief,
schalks vrouwtje, dat toch hersens zou
bezitten en dat een levenskameraad
zou blijken te zijn. In het maanlicht dat
over alles een zilveren gloed legde
bonsde zijn hart van verlangen.
Intussen had Emma haar eerste huwe
lijksaanzoek te pakken, van een resi
dent nog wel, een oudere vrijgezel.
Hij was van huis uit gefortuneerd, dus
het ambtenarentractement achtten de
dames die het weten konden geen
bezwaar. Emma mocht in haar handen
knijpen met zo'n verloving. Heb je de
ring gezien die zij van hem kreeg?
De verloving was nog maar enkele
dagen oud toen het paar door de tact
volle familie alleen werd gelaten. De
resident schoof dichter naar Emma
toe en een pop opnemend die een van
de nichtjes had laten slingeren zei hij
kwijlerig: "Zie, zo wordt de vrucht
van onze liefde." Emma stond meteen
op, schoof haar ring af en legde die
voor hem op de marmeren tafel. De
verblufte man kon zijn oren niet ge
loven toen ze zei: "Er kan van een
huwelijk niets komen, nu u zo grof
bent in uw toespelingen." En dat was
dat! Zonde toch, Allah! van die "par
tij"! Maar ze zou er nooit op terug
komen. "Tenax propositi"alles of
niets.
Ze werd om het gepraat dat op de
verbroken verloving volgde uit logeren
gezonden naar de derde zuster. Die
was getrouwd met de eerste machinist
van de suikerfabriek Kail Bagor. Het
huis van de employé Van Soest, zoon
van de baas, stond er niet ver van af
en Emma kreeg hartkloppingen toen
ze die oerknappe man met dat kaars
rechte postuur zijn erf op zag lopen.
Een klein wit hondje met lange haren
kwam kwispelend op haar toe, toen
ze op de voorgalerij van haar logeer-
paviljoentje zat. "Dat is Motley, de
hond van Willem van Soest," ;zei haar
zuster. 't Idee om een hond naar een
groot historicus te noemen. Maar hij
is een charmante kerel. Alle meisjes
zijn gek van hem."
Emma boog het hoofd. Een arme wees
als zij, met een piepklein inkomentje -
hoe zou die door de zon gestoofde
Apollo ooit om haar kunnen talen?
"Emma, maak werk van je toilet, we
zijn bij de Van Soesten uitgenodigd."
Wat prikte Emma zich toen ze haar
japonnetje van de klontong, zelf in
elkaar genaaid aantrok en haaf cein
tuur, een satijnen lint van dezelfde
herkomst, om haar wespentaille deed!
Wat boog ze voor die Njonja besar
met de onberispelijke krulletjes die er
ondanks haar sarong en kebaja en
haar lange tropenverblijf nog zo totoks
uitzag en voor de suikerlord die er
uitzag als een dominee! Toen was het
de beurt om Willem's hand aan te
nemenen ze voelde haar hals gloeien-
En wat keek hij haar aan met die
prachtige ogenMaar Willem dan!
Dat ravenzwarte haar, die stralende
donkere oogjes, dat ondeugende
schalkse lachje. De fee van het maan-
lichtgedroom tot realiteit gemateriali
seerd.
Toen Motley op een dag terugkwam
van zijn zwerftocht naar het buurhuis,
droeg hij een blauw lint om de nek
met blauwe bloempjes er aan. "Praja,
wie heeft dat gedaan?" vroeg hij met
trillende stem. Hij had Emma verteld,
dat blauw zijn lievelingskleur was
kleur van trouw.
"Nonnah moedah, toewan," zei Praja
en zette een heerlijk koud glas voor
hem neer. Willem vergat het te drin
ken. Hij verdween in zijn kamer en
schreef,schrééf. "Praja, breng
deze brief naar hiernaast, maar zorg
dat niemand dan de nonnah hem in
handen krijgt. En zadel mijn paard."
Ventre a terre stoof hij weg. Hij zag
geen riet, hij zag niets. Javanen die
zijn pad kruisten keken hem vol ver
bazing na. Wat had de toewan moe
dah? Hij reed als een bezetene, kris,
kras, werd nageroepen door een der
andere employé's: "Van Soest, er is
toch geen brand?" Hij wuifde met zijn
rijzweep en fluisterde boven de oren
(lees verder volgende pagina)
NjlllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllillllllltllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHlllltlllllllllllllll^
cïï7.eju}lrouw,
kan niet langer j
1 iveerstand bieden aan bet on- j
stuimig gevoelen, dat mij be- j
heerscht.
j bemin <~U.ijgij alleen j
I kunt mij tot de gelukkigste aller I
stervelingen maken, indien
mijn oprechtheid *""1^ hee}t kun-
nen overtuigen van mijne in-
tenties en indien ge genegen
mocht zijn mijne gevoelens niet
al te wijzen, heb dan de wel- j
willendheid mij dit spoedig
1 mede te delen, daar het onge-
1 duld mij verteert om cLiw
beslissing te leren kennen
cïïlaak mij door uw antiooord
tot den gelukkigsten aller
stervelingen.
c10van iSoest
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiinimniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuif
"Hij verdween in zijn kamer en schreef
schrééf".
17