Terug naar het onbekende geboorteland Vooral na de drukte van Jakarta eri Bandung is Yogya zo rustig en vriendelijk. Op de linkerfoto een der kratonpoorten, op de rechterfoto de voor Yogya nog steeds karakteristieke andongs. (Foto's Rogier) door GIESJE KAAG In de trein van Bandung naar Yogya Mevrouw Giesje Kaag is in Yogya geboren, maar weet zich niets te herinneren van haar prille jeugd in Indië. Geen wonder, want op zeer jeugdige leeftijd - na een verblijf in een vrouwenkamp - vertrok zij voor goed naar Nederland. De gedachte aan haar geboorteland bleef echter levend en zij besloot de stoute stap te ondernemen: Zij begaf zich, nu op haar beurt vergezeld van haar doch tertje Marie naar haar geboorteplaats. In dit eerste gedeelte van haar dagboek, dat wij publiceren, doet zij verslag van de treinreis van Bandung naar Yogya; in een tweede stuk van haar hand zal de lezer de reacties aantreffen die haar bezoek aan haar geboorteplaats bij haar wekten. Tijdens onze drie weken durende reis begin van deze zomer door Java (een piepklein stukje van Java natuurlijk) hebben wij het meest genoten van de gewone daagse dingen. Omdat wij niet bij een reisgezelschap behoorden, kwamen wij misschien ook meer met die alledaagsheden in contact, zoals b.v. met het leventje dat zich afspeelt in een derde-klas coupé in de trein van Bandung naar Yogya. In Bandung logeerden we bij mensen, die we in de loop van ons bezoek Oom en Tante zijn gaan noemen. Oom bracht ons op een morgen naar de trein. Zondag 22 mei 1977. Het is vijf uur in de ochtend. Ik merk dat we gewend zijn geraakt aan vroeg opstaan, net zoals die massa s men sen die zich door de al weer drukke straten van Bandung naar de markt spoeden. De poflampen aan de stal letjes zijn ontstoken, want het is nog donker. Oom's auto toetert zich een weg. Bij het station aangekomen ontwijken we de koffersjouwers, omdat ik mijn spullen liever bij me heb. Oom pro beert ons in de air-conditioned twee de-klas-wagen te krijgen, die aan de trein van Yogya is vastgekoppeld (1e klas bestaat niet). De wagen is ech ter afgehuurd door een gezelschap en dat is maar goed ook, want in een derde beleef je een hoop meer. We betalen aan het loket het onwaarschijn lijk lage bedrag van 2100 RP 13) voor anderhalf kaartje. Ik informeer nog of Marie's kinderkaartje niet in houdt dat ik haar negen uur lang op schoot moet houden (ze weegt ten slotte ruim 20 kilo) maar dat is niet zo. We worden door oom in de trein ge zet en prompt daarna van onze plaats verdreven. Marie jammert paniekerig, omdat we in de drukte de trein weer uit moeten via het eng hoge afstapje en dito klim de trein weer in. Een vriendelijke sjouwer helpt ons en vindt ook de aangewezen zitplaats. Het is voor Indonesische begrippen allerminst druk in de trein. Bijna nie mand zit met zijn drieën op twee plaat sen en er staan geen kippen, geiten of mensen in het brede gangpad. De tot de trein behorende koffie en thee verkopers lopen uren met hun waar op en neer in het gangpad tot hun spullen koud en ondrinkbaar zijn ge worden. Een man met tijdschriften en één met kussentjes (om het zitten op de rieten banken wat te verzachten) doet ook vergeefse moeite. Indone siërs zijn zuinige mensen en wat ze nodig hebben aan eten, drank, lees voer e.d. hebben ze meestal in rieten manden bij zich en als ze wat kopen zullen ze het toch eerder bij de ver kopers doen die bij ieder station de trein bestormen, want daar kan men afdingen (op eten en drinken beslist niet! red.) De koffie- en theeverkoper heeft tijdens de reis aan ons wel een goede klant, omdat hij ook limonade in flesjes verkoopt. (Het is ons ingeha- merd nooit enig ander vocht dan uit flesjes te drinken, tenzij het gekookt is, zoals thee en koffie). Als je wat bij hem bestelt, haalt hij zijn prijslijst uit zijn achterzak en dan wijs je aan. Het is vrij duur en verwonderlijk is het dan ook, dat hij prompt vergce wat je besteld hebt. Nadat ieder ge zeten is en de karbies op een zicht baar en in het oog te houden plek geïnstalleerd is, zet de trein zich (min of meer op tijd) in beweging. En dan komen er drie mannen om on ze kaartjes te knippen: één om met een tang een gaatje in het kaartje te maken, één om met een nagelschaar tje een hoekje van het kaartje te doen, en één om op te schrijven van welke zitplaats het kaartje aldus be handeld is. Buiten is een hoop te zien: plaggen hutten, boeren met sarongs om de schouders tegen de kou, omheiningen van riet en aarde waar ganzen (hutje, mutje) op elkaar staan geperst. Het mist als we door het landschap boemelen en dan om half zeven komt de zon warm en stralend boven de bergen uit: verlichte bergflanken, mist in de dalen en donkere toppen op de achtergrond. Terwijl ik schrijf kunnen enkele passagiers hun nieuwsgierig heid niet bedwingen en blijven ter sluiks naar ons kijken, maar voor het overgrote deel bemoeit ieder zich met zijn eigen zaken (over het algemeen ondervindt men als vreemdeling van medepassagiers in een vehikel-trein- bus-colt e.d. niet de minste hinder. Men wordt dan niet betast of aange roepen, zoals op straat wel voorkomt). De passagiers hebben het eerste uur wat gedut maar worden allengs wak ker. Ze lezen en praten. De eerste slokjes uit de meegebrachte thermos fles worden genuttigd. Ik fotografeer eerst aan de kant waar wij zitten bijna tegen de zon in, en voor een paar foto's aan de andere kant gaan we langs de WC, waar twee mannen dutten, naar het platform bii de deur. Tot mijn grote schrik staat deze wagenwijd open. De conducteur staat od de treeplank en wuift naar bekenden als wii door de dorpjes suk kelen. Hij waarschuwt de mensen dat ze niet te dicht bij moeten komen of 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Tong Tong | 1977 | | pagina 30