ergens aan gaan hangen of om op het
dak te klimmen voor een gratis rit.
Hij glimlacht vriendelijk als ik foto'tjes
maak. Wij merken en passant op dat
de andere (kamar ketjil (WC) wel in
functie is. Beter vroeg in de reis gaan,
voor hij erg smerig is.
Ofschoon de trein niet erg snel gaat,
is het kennelijk een intercity, want hij
stopt niet in veel plaatsen, wel soms
zomaar een tijdlang onderweg. De
trein trekt overal veel bekijks. Mensen
komen uit hun huizen om er naar te
kijken en kindjes zwaaien enthousiast.
Er zijn kleine meisjes met nog kleine
re kinderen op de heup of baby's met
dikke wollen mutsen op. Kleine meis
jes hebben al een geblanket gezicht:
opmaak begint vroeg, al als ze baby
zijn. Het resultaat wordt door de hitte
wat vlekkerig. Jongetjes lopen met
blote piemeltjes rond; ze zijn of he
lemaal bloot of alleen van boven ge
kleed. Dat spaart luiers. Maar ook
hierin zijn jongetjes bevoordeeld bo
ven meisjes; blote meisjes zijn op dc
vingers van één hand te tellen en dan
houdt men nog vingers over.
De mensen wonen vlak bij de spoor
weg en stappen er ook vrijelijk over
heen. Bij de eerste stop wordt de
trein overstroomd door verkopers en
verkoopsters. De vrouwen en meisjes
hebben grote, ronde, emaille schalen
op het hoofd met allerjei lekkernijen.
Wat mij het meest opvalt zijn de hard
gekookte blauwe eieren met een stem
pel erop. Er komen mannetjes langs
die een koerend geluid maken. In wer
kelijkheid zeggen ze: "rokko-rokko-
rokko" wat slaat op de rookwaar die
ze verkopen! Ook de man van de
sinaasappels "jeruk-jeruk-jeruk" klinkt
als een vogel. Men loopt voortdurend
de coupé op en neer. Ze verkopen
bijna allemaal hetzelfde en zijn dus
hevige concurrenten. Ik voel me wat
belachelijk als ik het gedoe wil foto
graferen, wat - doordat het in de cou
pé te donker is •- niet lukt. Een lief,
klein meisje met een ketel thee kijkt
verbaasd en vraagt dan voor de ze
kerheid of ik toch geen thee wil. De
laatste verkopers springen van de
trein af, als die al rijdt en sommigen
riiden gewoon een eindje gezellig mee.
De trein toetert zich een weg. De
mensen eten tevreden hun meege
brachte koekjes en drinken de thee
uit de thermosfles. Deze eerste lading
verkopers heeft geen enkele klant op-
oeleverd: althans niet in onze coupé.
Een blinde vrouw komt zingend, op de
hurken langs geschuifeld. Vri| veel
mensen geven wat. Marie vindt het
eng. dus doe ik het voor haar. Met
blinden heeft men kennelijk meer me
delijden dan met mensen met halve
armen en benen. Ik zie ze vaak wat
krijgen en ze hoeven er geen show
voor op te voeren zoals anderen dat
wel moeten. Soms is het overigens
inderdaad nep. Zo heb ik eens een
man op kerngezonde benen zien lanqs-
schuifelen op straatzonder suc
ces overigens. Misschien kon hij in
die positie wel gemakkelijker zijn zak
ken vullen.
Het wordt allengs warmer. Marie heeft
nog steeds haar jasje aan en haar
hoed op. Ook andere mensen hebben
overigens nog wolletjes aan. De vrou
wen zien er keurig blank gepoederd
en volmaakt opgemaakt uit. Ook het
meisje tegenover ons heeft poeder op
haar vrij grove gezicht. Al gauw roet
sjen er druppels langs haar neus tus
sen de fraai geëpileerde wenkbrauwen
en maken van de poeder een vlekken-
massa. De lipstick, waarmee ze haar
aardige grote mond kleiner probeert
te doen lijken, is al gauw met de smik-
keltjes opgegeten. De andere vrouwen
daarentegen blijven de hele, warme
dag onbegrijpelijk droog en onberis
pelijk.
Rond een uur of 10 begint bij een hal
teplaats de trein voller te worden. Ik
neem Marie op schoot om een smal
meneertje te laten zitten. Dit is een
ongebruikelijke geste, want ieder blijft
zitten waar die zit en maakt zich zo
breed mogelijk. De gangbewoners op
hun beurt zetten zich op de stoelleu
ningen en manoeuvreren zich met de
billen een beetje extra plaats. De rest
moet maar staan of op de grond zit
ten.
Marie krijgt van het meisje tegenover
ons een snoepje en ik zeg "Terima-
kasi". Het smalle meneertje begint
daarop een uitvoerig verhaal in het
Indonesisch "waar komt U wel van
daan? Waar gaat U naar toe?" Ik be
grijp hem wei, maar kan niet antwoor
den. Het meisje redt de situatie door
uit te leggen dat ik pas in het land
ben en nog net "dankjewel" kan zeg
gen.
Als ik later een te duur garnalenkoek
je koop en een pakje gebakken ba
naantjes, lacht ze en probeert de ver
koper over te halen mij er nog een
te geven. "Twee had je er daarvoor
kunnen hebben", wijst haar vriendje.
Ik lach maar. Later dingen we voor
een paar sinaasappeltjes gezamenlijk
af; ik betaal natuurlijk nog steeds te
veel en ze doen het me nog een keer
voor. Dit is werkelijk uitzonderlijk,
want gewoonlijk bemoeit men zich niet
met iemands afdingen ook al doet hij
klunzig. Marie is tevreden met de si
naasappeltjes. Ze heeft de banaantjes
en de garnalenkoekjes afgekeurd en
kip besteld. Ik kijk het smalle meneer
tje vragend aan, die inderdaad (hoe
wel niet erg actief) naar een kippen
pootjes-verkoper uit gaat zien.
Het is nu 12 uur. De dorpjes die we
passeren liggen er plezieriger bij dan
de buitenwijken in de steden. Hier
staan de huizen tenminste los van
elkaar ook al is de bouw armetierig
en hebben ze ongetwijfeld voor het
grootste deel gewoon een aarden
vloer. Water en licht zal ook wel niet
voorradig zijn. De rivier - mocht die
in de buurt zijn - doet de was en dient
ook als badkamer enz. We passeren
verschillende van zulke rivieren met
badende mensen. De riviertjes ziin
zonder uitzondering modderig. Zelfs
in het vieze, stilstaande water van
kleine plassen wordt gebaad.
Bij de stop om 12 uur wordt er wel
wat gekocht van de verkopers die de
trein bevolken. Men neemt een klein
warm hapje dat ter plaatse uit diverse
potjes wordt samengesteld en in een
pisangblad wordt opgediend. Het blad
wordt dan, nadat het hapje op is, uit
het raam gegooid. Indonesiërs gooien
van alles op openbare plaatsen; zo
schoon als ze zijn op hun huis, zo
slordig zijn ze daarbuiten. Ook van
het dak van de trein vallen pisang
blaren. Er zitten daar ongetwijfeld ook
mensen voor een gratis rit. Een parallel
rijdende bus heeft eveneens passa
giers op het dak en anderen bengelen
aan de bus.
Aankomst in Yogya.
Marie slaapt de laatste twee uur op
mijn schoot. Het is nu toch wel erg
warm en mijn benen beginnen te sla
pen onder het gewicht van haar spich
tige lijfje. Een uur te laat, maar toch
nog vrij plotseling rijdt de trein het
station Yogyakarta binnen. Het is plots
pikdonker door de overkoepeling, ter
wijl een andere stilstaande trein het
laatste licht weg neemt. Marie breekt
onmiddellijk uit in een jammerklacht,
terwijl ik de tas zodanig probeer in te
pakken, dat alles min of meer blijft
zitten. De pop, Charlie Brown moet
nog in Marie's speelgoedkoffertje dat
onder de bank ligt. Ik moet de grote
koffer nog uit het net vissen; ik moet
de kaartjes bij de hand hebben om
straks af te geven bij de uitgang en
ook het adres van de Dominicanessen
waar wij eerst langs zullen gaan voor
hulp bij onderdak.
Inmiddels dringen passagiers voor het
volgende traject zich al op onze plaat
sen, terwijl verkopers in de resteren
de ruimte hun waren aan de man
pogen te brengen.
We moeten er snel uit, want op som
mige stations vertrekt de trein ver
bazend vlug ook al blijft hij op andere
eindeloos staan. Marie springt heel
moedig van de hoge treeplank en we
worden prompt achtervolgd door een
jongen die ons een hotel probeert
aan te smeren.
Buiten staan een aantal chauffeurs
van taxi's zonder meter (je hebt ze
hier niet mét). Dat wordt onderhande
len over de prijs. Ze blijven staan op
1000 Rp. en ik denk dat ze me nep
pen. Fluks komt een betjahman aan
lopen die ons wil rijden voor 600 Rp.
(Later blijkt dat de taximensen gelijk
hadden en dat wij de betjahman drie
maal teveel hebben betaald). Even
goed heeft de man ons en onze baga
ge, tezamen 100 kilo, een verschrik
kelijk eind gefietst waarbij hij nog om
reed ook door de fraaie lanen van
Jogya's buitenwijken om ons niet te
laten merken dat hij ons beduveld had
en in de hoop misschien nog meer
te krijgen. Marie hield hier een dui
delijke voorkeur voor de zachtschóm-
melende betjah aan over. Het was
ook heerlijk; vooral na de drukte van
Jakarta en Bandung is Yogya zo rus
tig en vriendelijk. (wordt vervolgd)
31